8 September 2014 09:30 | Auditorium BNP Paribas Fortis
Is het christendom de vijand van de ecologie?
Volgens sommige auteurs is het christendom de oorzaak van de ecologische crisis van de moderne maatschappij. Critici verwijzen naar een gebod opgelegd door god aan de mens in Genesis 1:28: “Wees vruchtbaar en word talrijk, bevolk de aarde en onderwerp haar: heers over de vissen van de zee, over de vogels van de hemel en over alle dieren die op de aarde rondkruipen.” Veel ecologisten wijzen ons op de geschiedenis van de westerse cultuur: deze wordt gekenmerkt door een tendens tot overmacht en uitbuiting van de natuur. Ze houden de christelijke wortels van de westerse cultuur verantwoordelijk voor dit wangedrag. Ze verwijzen ook naar het beeld dat de westerse mens van zichzelf heeft als de ‘kroon op de schepping’ en zoals beschreven door Descartes: ‘heer en meester van de natuur’.
Tegenwoordig zijn deze verwijten onbeduidend, maar zijn ze niet schokkend? In het verleden – nog maar een halve eeuw geleden – klonken deze opmerkingen eerder als een hulde aan de mensheid (zoals Descartes ook bedoelde). De mens domineert inderdaad de aarde, hij heerst over de natuur en gebruikt haar rijkdommen om de beschaving op te richten en menselijke idealen te realiseren. Dit werd altijd als de noodzakelijke en essentiële rol van de mensheid beschouwd. Tegenwoordig denkt men daar anders over. De mensheid wordt slechts beschouwd als een deel van het complexe ecosysteem op aarde, een takje van de boom van het leven, een late verschijning in de evolutie van het leven op deze planeet, meer bepaald een verontrustende verschijning. De moderne industriële mens wordt veroordeeld voor zijn onstuitbaar gedrag waardoor hij veel van de andere soorten van de biosfeer verwoest.
De voorstelling van de mens in de moderne (of eerder postmoderne) westerse samenleving is radicaal gedegradeerd en is, volgens mij, essentieel fout. Het klopt, natuurlijk, dat de menselijke soort voortkomt uit de dierlijke soort en deel uitmaakt van een ecologisch netwerk. Dit is een wetenschappelijk feit. Maar het klopt ook dat deze soort de facto ‘heer en meester’ van de natuur is. Volgens de feiten, zonder acht te slaan op recente ideologieën, is de bewering van Descartes juist en op waarheid gebaseerd. De mensheid is de heersende kracht op aarde, regisseert de gebeurtenissen op de planeet, innoveert en creëert nieuwe levensmiddelen en –stijlen en gebruikt natuurlijke rijkdommen om zijn eigen doelen te realiseren. Deze feiten negeren heeft geen zin. Wat echt van tel is, is hieraan een betekenis te geven. En dat is nu juist wat het christendom doet.
Laten we eerst de feiten ontdekt door de moderne wetenschap uitvoerig opfrissen. Het leven op aarde bestaat al meer dan drie miljard jaar. Organismen die vandaag bestaan, zijn het product van een lange evolutie die gestart is met relatief eenvoudige, organische moleculen die uiteindelijk hebben geleid tot de heel complexe structuren van zeer ontwikkelde planten en dieren. Het mechanisme van dit evolutionair proces werd voor het eerst onthuld door Charles Darwin in de 19de eeuw en werd later in meer detail beschreven en uitgelegd door het modern neodarwinisme. De beslissende factoren zijn mutaties en natuurlijke selecties. Mutaties zijn willekeurige wijzigingen in het genetisch materiaal van een organisme. Selectie is het proces van eliminatie, wat inhoudt dat alle mutaties die ongunstig zijn voor overleving of reproductie verwijderd worden van de soort, terwijl de gunstige mutaties, diegenen die nuttig zijn voor overleving en reproductie, zich volledig kunnen ontplooien. Onder invloed van dit aanhoudend proces heeft de biosfeer de vele extravagante en verbazingwekkend competente organismen geproduceerd die de planeet vandaag bevolken.
Gedurende dit lange proces hebben de levende organismen de aarde onherkenbaar veranderd. Ze hebben een omgeving gecreëerd die niet langer in fysiek noch chemisch evenwicht is. Laten we het gedrag van de planten bijvoorbeeld eens bekijken. Ze hebben zoveel zuurstof in de lucht ‘gedumpt’ waardoor de hoeveelheid van dit uiterst giftige gas in de atmosfeer toegenomen is van bijna nihil naar 21 procent. Zoals we allemaal weten heeft deze situatie een energierijke mengeling gecreëerd, die gebruikt wordt door dieren voor hun ademhaling. Aan de andere kant heeft dezelfde situatie ook tot gevaarlijke gevolgen geleid omdat organisch materiaal in een zuurstofrijke atmosfeer uiterst ontvlambaar is. Bij hete en droge zomers breken bosbranden spontaan uit. Desondanks deze problemen – zelfs aangemoedigd door deze problemen – hebben planten en dieren al twee miljard jaar overleefd met steeds meer levenskracht. Het leven wordt gekenmerkt door het feit dat het levensstijlen creëert die evolueren en zichzelf in onevenwicht houden in situaties die riskant kunnen zijn, doch ook vol mogelijkheden zitten.
Dit is wat er gebeurt, in een meer geavanceerd stadium, in het zogenaamde Antropoceen, het tijdperk dat ongeveer 8000 jaar geleden begon en getekend wordt door de globale impact van menselijke activiteiten op de ecosystemen op aarde. De mensheid creëert een nieuw soort van onevenwicht op aarde. In een menselijke maatschappij is het leven niet alleen fysiek en chemisch ver van evenwichtig, zoals bij planten en dieren, maar ook biologisch niet in evenwicht omdat de mens zich distantieert van de darwinistische natuur. Een denkende mens verwerpt de natuurlijke selectie en haar genadeloze eliminatie van iedereen die ongeschikt wordt geacht om te overleven en vervangt deze met morele waarden. In plaats van het oude ‘survival of the fittest’ en de wet van de jungle wordt er hulp verleend aan de zwakken en de zieken, sociale zekerheid komt tot stand, rechtvaardigheid en verantwoordelijkheid worden ontwikkeld. Hierdoor gaat de mens de strijd aan met de oude wetten van de biologische natuur en creëert hij een spanning tussen het menselijk leven en de oude natuurlijke levensstijl. Dit is precies wat de mensheid moet doen. Het nastreven van ethische idealen in tegenstelling tot het respecteren van de biologische principes, is wat menselijkheid definieert. Vele vormen van empathie en altruïsme die zijn ontstaan in de mensheid, zijn veel vooruitstrevender dan in de dierlijke soort. Natuurlijk heeft deze nieuwe fase in de evolutie van het leven haar eigen problemen. Door de wetten van het darwinisme te overschrijden heeft de mensheid de oude biologische omgeving, waar haar oorsprong ligt, achter zich gelaten. De mens moet daarom nieuwe middelen en wetten introduceren om dit nieuwe soort leven, de menselijke cultuur genaamd, mogelijk te maken. Moraliteit wordt nu het nieuwe doel van de mens. We moeten de oude wetten opgeven. Deze waren gebaseerd op fysieke kracht en aanpassingsvermogen en waren nuttig in de darwinistische ‘struggle for life’. Nu moeten ze worden vervangen door attitudes van medeleven en solidariteit.
De nieuwe gedragscodes die nu nodig zijn, kunnen niet voortkomen uit de wetenschap. Wetenschappelijke kennis is gebaseerd op werkelijke feiten, maar we moeten nieuwe feiten creëren, originele levensstijlen die nog nooit op deze planeet hebben bestaan en waarvan het doel ver boven de biologie reikt. Godsdienst stuurt aan op een superieure realiteit van totale goedheid en zou een begeleidende macht moeten zijn.
De christelijke ethiek prijst een radicale en onvoorwaardelijke naastenliefde. Volgens het evangelie zou een christen barmhartig moeten zijn, de armen en de zieken helpen, en zelfs zijn vijand liefhebben. “Zalig zijn de zachtmoedigen, want zij zullen de aarde beërven”, zegt Jezus. Wat de doelen en gevolgen betreft is de christelijke ethiek radicaal gekant tegen de biologische natuur. Door medelevend te zijn in plaats van genadeloos, vergevingsgezind in plaats van wraakzuchtig, distantieert de mens zich van de natuur en creëert hij een meer zachtaardige en rechtvaardige levensstijl, strijdig met het dierenrijk.
Deze menselijke levensstijl, die zich laat leiden door morele en spirituele verplichtingen, is een nieuwe fase in de evolutie van het leven op deze planeet. Praktisch gezien kan dit alleen gerealiseerd worden en standhouden als het leven op een geschikte manier wordt ingericht en de nodig middelen voorzien zijn. Daarom is een verstrekkende aanpassing van de omgeving onvermijdelijk. Huizen en fabrieken moeten gebouwd worden. Landbouw, geneeskunde en onderwijs moeten ontwikkeld worden. Energie en informatie moeten overvloedig aanwezig zijn en zoveel meer. We hebben sociale structuren en technologische middelen nodig die voorheen niet bestonden. Bijgevolg ondergaat het aardoppervlak een drastische en onomkeerbare transformatie.
Dit betekent natuurlijk niet dat de natuur vernietigd of geplunderd moet worden. Planten en dieren hebben hun innerlijke waarden die gerespecteerd moeten worden. Iedereen geniet van een mooi en gezond landschap. De hedendaagse bezorgdheid voor het milieu is daarom gerechtvaardigd en maakt in feite deel uit van de morele verantwoordelijkheid van de mensheid als de dominerende soort op aarde. Maar ecologie moet niet hoofdzakelijk gericht zijn op het behoud van de oude toestand van de biosfeer. In plaats daarvan zou het gericht moeten zijn op het oprichten van een nieuwe en meer menselijke levensstijl op deze planeet. ‘Ecologie’ betekent letterlijk ‘wetenschap van het huis’ (van het Grieks ‘oikos’, huis). Het huis dat gebouwd moet worden, is een thuis waar mensen leven op een menselijke manier. Het is een huis waar mannen en vrouwen in staat zijn hun menselijke idealen te realiseren, idealen die op een duidelijke en vastberaden manier geformuleerd worden door de christelijke godsdienst.
Om die reden is het christendom niet de vijand van de ecologie, maar in tegendeel, de oorsprong.