9 September 2014 09:30 | Auditorium ING

Bijdrage



Deel Op

Muhammad Khalid Masud

Lid van de Hoge Raad, Pakistan
 biografie

Allereerst wil ik de Gemeenschap van Sant’Egidio danken voor het thema dat zij koos voor deze internationale ontmoeting: ‘vrede is de toekomst’. Geen thema is toepasselijker in de huidige hachelijke toestand in het Midden Oosten, en dan vooral in Gaza, Syrië en Irak. Mij werd gevraagd om te spreken over ‘moslims en christenen samen voor vrede’. Het is dringend tijd dat gelovigen over de hele wereld samenkomen voor vrede, want zij zijn trots op hun overtuiging dat vrede de toekomst is. Volgens mij staat er voor christenen en moslims, als volgelingen van 2 grote godsdiensten, meer op het spel dan voor anderen. Zij hebben dus een belangrijke rol te vervullen in het bouwen aan vrede in deze wereld.

De nadruk op christenen en moslims wil niet zeggen dat de andere godsdiensten niet verlangen naar vrede of dat zij geen rol te spelen hebben in de huidige situatie. Integendeel, de voortdurende manifestaties en optochten die de moord op onschuldigen aanklagen, vooral op kinderen in Gaza, en die de immorele en waanzinnige moorden in Irak en Syrië veroordelen, en dan vooral die van christenen, yazidi en andere religieuze minderheden, getuigen hoe groot de bezorgdheid is om vrede. Zij spreken in naam van alle gelovigen en voor zij die niet tot een godsdienst behoren, maar haar religieuze erfgoed delen.  

Allereerst moeten we het wederzijdse vertrouwen terug opbouwen dat door vele gebeurtenissen in het verleden zo beschadigd werd. Zonder dit vertrouwen worden al onze inspanningen voor vrede tenietgedaan. Ik moet mijn verontschuldigingen aanbieden voor het verleden, want moslims en christenen hebben in het verleden daden gesteld die voor hun geloof noodzakelijk waren, zoals hen werd uitgelegd door de theologen die hun acties vergoelijkten. Vandaag maken we allen deel uit van een internationale gemeenschap die door gemeenschappelijke conventies en overeenkomsten wordt samengehouden. Onder de last van het verleden ontbreekt dit wederzijdse vertrouwen. We moeten dieper graven in onze respectievelijke tradities om raakpunten te vinden om dit vertrouwen en de hoop op vrede te herstellen.

Ik word aangemoedigd door de Koran die mij zegt dat “zij die in genegenheid het dichtst staan bij hen die geloven, zeggen”: 

"Wij zijn christenen." Dat komt omdat onder hen priesters en monniken zijn en omdat zij niet hoogmoedig zijn. Wanneer zij wat naar de gezant is neergezonden, horen dan zie jij hun ogen van tranen overstromen wegens de waarheid die zij herkennen, terwijl zij zeggen: "Onze Heer, wij geloven. Schrijf ons dus op bij hen die getuigen. Waarom zouden wij niet in God geloven en in wat er van de waarheid tot ons is gekomen en begeren dat onze Heer ons samen met de rechtschapen mensen binnenvoert?" God beloont hen voor wat zij zeggen met tuinen waar de rivieren onderdoor stromen, daarin zullen zij altijd blijven. Dat is de beloning voor hen die goed doen. (5: 82-4).

De Koran zegt ons ook: “de gelovigen, de joden, de sabijnen en de christenen die in God en de Laatste Dag geloven en rechtvaardige goede daden doen, vrees zal hen niet bevatten, noch zullen zij treuren”. (5: 69).

De Koran vertelt de verhalen van boodschappers die door God gezonden werden, en bevestigt wat hieraan voorafging, namelijk de Thora en de Bijbel die God als leidraad aan de mensheid schonk. (3: 3). “Wij hebben aan Mozes het boek gegeven en Wij hebben na hem de gezanten laten navolgen en Wij hebben Jezus, de zoon van Maria de duidelijke bewijzen gegeven en hem gesterkt met de heilige Geest (2: 87). 

En de Koran vertelt mij over de christenen:  “Wij lieten Jezus, de zoon van Maria daarna volgen en gaven hem de Bijbel. En Wij legden mededogen en barmhartigheid in de harten van hen die hem volgden. (5:27). Mij werd ook verteld dat God zich tot Maria richtte en zei : ""O Maria, God heeft jou uitverkoren en jou rein gemaakt en Hij heeft jou uitverkoren boven de vrouwen van de wereldbewoners.” (3: 24). 

Ik mag echter niet die verzen in de Koran vergeten waarin christenen en met hen volgelingen van andere godsdiensten bekritiseerd worden om het niet volgen van de Schrift.

Zo staat er: “En als zij zich aan de Taura en de Indjiel en wat van hun Heer naar jou is neergezonden zouden houden, zouden zij kunnen eten van wat boven hen is en van wat onder hun voeten is. Onder hen is er een gematigde gemeenschap, maar voor velen van hen geldt: slecht is het wat zij doen” (5:66). 

Ik mag deze aanmaning niet vergeten, want het is voor mij en alle gelovigen een voortdurende herinnering dat wij overtuigde voorstanders moeten zijn van vrede en gerechtigheid. Ik moet de geschiedenis van de conflicten bestuderen, zeker niet om de woordenwisselingen van de voorgaande jaren verder te zetten, maar om te kijken naar de oorzaken of morele beweegredenen van dit huidige wantrouwen.

Deze bedreiging van de vrede heeft een weg afgelegd die te lang is om snel te overlopen. Ik zal mij dus beperken tot het recente verleden en tot de huidige chaos die we allemaal zo snel mogelijk opgelost willen zien. Zoals ik het begrijp, is de grootste bedreiging voor vrede de honger naar macht, absolute macht. De godsdienstoorlogen in het recente verleden, en dan vooral in Europa, leidden tot het idee van nationale staten die in de plaats kwamen van de middeleeuwse rijken die gebaseerd waren op religieuze solidariteit.  We hebben geleerd dat de honger naar macht verdeelt, zelfs als deze godsdienstig gekleurd is. Nationale staten werden daarom gedefinieerd als staatsinrichtingen, gebaseerd op secularisatie en democratie; secularisatie om de scheiding tussen politiek en godsdienst te bewaren, en democratie om een machtsevenwicht in stand te houden. 

Een paar alleenstaande stemmen zoals Muhammad Iqbal in Lahore in 1924 waarschuwden ons voor de gevaren van deze staten, gebaseerd op ras en waarbij morele en etnische waarden genationaliseerd worden. Iqbal was bezorgd over een Europa waarin de universele waarden van het christendom vervangen werden door nationalistische waarden. Zonder een werkbare synthese van die twee tegengestelde morele systemen, vreesde hij dat onverdraagzaamheid de Europese morele waarden zouden vernietigen. Hij drong aan bij de leiders van de moslimwereld om beter te begrijpen wat er gaande was in Europa, en om dan voorwaarts te gaan, met zelfbeheersing en een helder inzicht naar het uiteindelijke doel van de islam als een sociaal beleid.

De nationalistische ideologie begon echter snel de natie te vereren in de zin van een superieur ras, en de nationale staat als onfeilbare oppermacht. Deze absolutistische wending leidde tot de grootste vernielingen ooit in de geschiedenis van de mensheid. We waren getuigen van rassendiscriminatie, volkerenmoord, massavernietigingswapens en vreselijke oorlogen. Jammer genoeg is de jacht op absolute macht niet uitgedoofd.

De grondwetspecialisten hebben de theorieën van doeltreffendheid, dringendheid, noodzaak, aanval, noodzakelijkheid, krijgswet, veiligheid, preventieve aanvallen, en uitzonderingen op de oorlogswetgeving opengebroken om deze oppermachtige staten nog machtiger te maken.

Al deze theorieën bleven echter binnen het kader van wettelijk positivisme dat religieuze en morele normativiteit tegen de basisprincipes van de wet afwees. Nu echter in de nasleep van de ‘war on terror’ schuiven politieke deskundigen de leer naar voren van het ‘land met status 'uitzonderlijke staat’ om zelfs de wettelijke normen zoals bepaald door de grondwetten en Internationale wetgeving.

Elke staat moet het recht hebben zijn eigen normen te verdedigen. Critici van deze ontwikkeling, zoals Stephen Humpreys, omschrijven deze ontwikkeling als het legaliseren van wetteloosheid.

Moslimbewegingen voor een Islamitische Staat en Khalifa bewandelen hetzelfde pad; ze draaien weg van de democratie naar de ideologie van absolute macht. De slogan “Er is geen regel tenzij die van God ” wordt zo geïnterpreteerd om de absolute macht van de Islamitische staat en het kalifaat te vergoelijken. Zij hebben de leer van Tafkir ontwikkeld om hun tegenstanders het zwijgen op te leggen. Wie hier niet mee akkoord gaat, verzaakt aan de islam. Op deze zware misdaad van verraad kan de doodstraf staan. Volgens hen kunnen niet-moslims niet vertrouwd worden, door hun oneindige vijandschap. Deze interpretatie van absolute macht heeft meer gemeen met de staatsdoctrine die zich rechtvaardigt op basis van angst en veiligheid. Ik vrees dat we, tenzij we allen samen deze gevaarlijke drang naar macht toespreken, dit verlangen ombuigen naar moderne politieke ideeën en dit verlangen ondergeschikt maken aan universele ethische principes, we geen daadwerkelijke stappen richting vrede kunnen ondernemen. 

Om af te ronden, wil ik graag naar een citaat uit de Koran verwijzen dat alle gelovigen oproept de rechtvaardigheid te verdedigen. 

“Jullie die geloven! Weest standvastig in de gerechtigheid als getuigen voor God, al is het tegen jullie zelf of de ouders of de verwanten. Of het nu om een rijke of om een arme gaat, God staat hen beiden zeer na. Volgt dus niet je geneigdheid om niet rechtvaardig te zijn. Maar als jullie verdraaien of jullie afwenden, dan is God welingelicht over wat jullie doen.” (4: 135)

En laat mij tot besluit nog dit gebed citeren dat de Koran ons leert: 

“En zeg: "Mijn Heer, laat mij op een waarachtige manier binnengaan en laat mij op een waarachtige manier naar buiten gaan en verschaf mij van Uw kant een machtiging die helpt. (Koran 17: 80)